Beekdal VSO is een school in Amersfoort voor voortgezet speciaal onderwijs (vso) voor Zeer Moeilijk Lerenden (ZML) en valt binnen cluster 3. De school is met 3 andere locaties onderdeel van ‘s Heeren Loo Onderwijs. De stichting wil jongeren helpen hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen, voor een passend toekomstperspectief.
Video: schoolportret Beekdal VSO
Het onderwijs van Beekdal VSO kent drie fases:
Zo verschuift de aandacht geleidelijk van school, via stage, naar dagbesteding of werk. Daarnaast zijn er Onderwijs Zorggroepen (OZ) en structuurgroepen, waarin leerlingen van 12 tot 18 jaar les krijgen in kleinere groepen met extra ondersteuning.
Binnen de school wordt een onderscheid gemaakt tussen dagbesteding en arbeidsmarktgerichte leerroutes. Bij dagbesteding zijn er belevingsgerichte, taakgerichte en arbeidsgerichte trajecten. In de arbeidsmarktgerichte route ligt de nadruk op (beschutte) arbeid of een vervolgopleiding. Deze indeling sluit aan bij het landelijke doelgroepenmodel voor het gespecialiseerd onderwijs.
Esther Schuur, Diane van Diemen en Mandy Heimgartner spraken met het Expertisepunt Burgerschap.
Esther is schoolleider van Beekdal VSO, Diane was de afgelopen vier jaar burgerschapscoördinator en draagt het stokje over aan Mandy, die naast burgerschapscoördinator ook docent vso (leerroutes 2-3) is. Samen met de werkgroep burgerschap hebben zij het burgerschapsonderwijs op Beekdal VSO ontwikkeld en vormgegeven. Voor dit praktijkvoorbeeld gingen Esther, Diane en Mandy in gesprek met het Expertisepunt Burgerschap en opende Mandy de deuren van haar klaslokaal.
Hoe ziet burgerschap eruit op Beekdal VSO? Je leest hierover meer aan de hand van de zes stappen die je kunt volgen om burgerschapsonderwijs vorm te geven.
Ga snel naar:
“Toen de nieuwe schoolplanperiode begon, hebben we samen met het hele team een missie, een visie en een leerlingbelofte opgesteld,” vertelt Diane. “Niet lang daarna kwam ook de vraag rondom burgerschap. Daardoor konden we die missie en visie meteen gebruiken: hoe sluit dit aan bij burgerschap? Onze missie is: we leren leerlingen levens- en werkvaardigheden op te doen. Voor nu en voor later. Dat is eigenlijk al heel nauw verbonden met burgerschap, dus daar hebben we een vertaling van gemaakt.”
“Vanuit daar zijn wij eigenlijk met de werkgroep burgerschap meer gaan sparren, een soort klein denktankje,” voegt Esther toe. “Zo van: oké, hoe gaan we dit doen? Wij hebben nu de ideeën; hoe gaan we dit de school inbrengen en hoe zorgen we ook echt dat we het samen gaan doen?” Ze benadrukken dat de voorbereiding op deelname aan de maatschappij centraal staat. Om te kunnen participeren, is zelfredzaamheid voor deze doelgroep een voorwaarde. Ook de digitale wereld hebben ze op het Beekdal meegenomen in hun visie, door te beschrijven dat leerlingen ook bewust en verantwoord met sociale media leren omgaan. Je ziet dit ook terug in de keuze van thema’s voor burgerschapsonderwijs: Slim online komt vaker terug dan andere thema’s.
Toch brengt het vastleggen van burgerschapsbeleid volgens Diane ook uitdagingen met zich mee. “Wat ik moeilijk vind aan het schrijven van beleid voor burgerschap, zijn juist de dingen die we altijd al deden,” legt ze uit. “We deden het al voordat burgerschap überhaupt een term was. En dat vind ik heel moeilijk om in het burgerschapsbeleid neer te zetten. Van: hoort dit dan bij burgerschap? Ja, tuurlijk is het burgerschap, maar we deden het al.” Activiteiten die niet direct aansluiten bij de thema’s, maar wel bijdragen aan de visie van de school – zoals het schoolkamp – koppelen ze niet aan de thema’s, maar benoemen ze kort in het plan. De activiteiten die vanzelf ontstaan, zoals gesprekken in de klas na het Jeugdjournaal of een conflict, beschrijven ze niet in het beleid.
Wat goed burgerschapsonderwijs volgens hen dan precies is? “Voor mij gaat goed burgerschapsonderwijs echt over deelnemen aan de maatschappij,” licht Mandy toe. “Dat leerlingen zich bewust worden dat de wereld groter is dan alleen onze school, dat er meer is.” Esther sluit zich daarbij aan: “Wat wij in onze missie zeggen, levens- en werkvaardigheden, voor nu en voor later, vooral die levensvaardigheden, dat is eigenlijk al burgerschap. Zodat leerlingen zich nu kunnen redden, maar ook straks, wanneer ze achttien zijn. Voor de meesten is dit namelijk hun eindschool.”
Een belangrijk vraagstuk voor de school is online samenleven. “We hebben nu wel heel veel vraagstukken van leerlingen die graag online bezig zijn en daar veel contacten maken, maar zich eigenlijk niet passend weten te gedragen,” legt Esther uit. “Er ontstaan daardoor regelmatig ruzies die de school binnenkomen. Dat vraagt veel gesprekken.” Mandy voegt toe dat dit vooral speelt bij leerlingen in leerroute 3 en 4, minder in leerroute 2.
En juist die variatie en het afstemmen op de leefwereld van de populatie is zo exemplarisch voor het burgerschapsonderwijs van Beekdal VSO. “Je moet steeds de vertaling maken en wij proberen daarbij veel variatie te bieden: een breed lesaanbod en diverse voorbeelden. Bij de ene leerling zijn de spreekvaardigheden beperkt, terwijl een andere leerling uit leerroute 4 al een bijbaan heeft en buiten rondhangt in de buurt. Voor hen ziet de samenleving er heel anders uit, en daar kijken we telkens samen naar,” aldus Esther.
De diversiteit is dus groot, wat versterkt wordt door de regionale functie van de school. Dat maakt het betrekken van ouders uitdagender. “Bijna alle kinderen komen met de taxi,” zegt Esther. “Ouders komen dus niet vanzelf de school binnen. Je moet ze echt actief de school in halen.” Dat gebeurt bijvoorbeeld door ouderavonden over digitale veiligheid of seksualiteit, of door gezamenlijke activiteiten als een musicalavond of een cultureel project. Toen ze ouders vroegen om iets van hun cultuur te laten zien, heeft een van de moeders uit Eritrea met de leerlingen Injera gemaakt. Dat was heel leuk, geeft Mandy aan. De regiofunctie is ook een kracht, licht Diane toe “Wij hebben geen heel duidelijk leerlingprofiel, het is heel divers en dat maakt het natuurlijk ook weer makkelijker om om te gaan met diversiteit. Dat hebben we al in huis eigenlijk.”
Bij het opstellen van burgerschapsdoelen werkt de school vanuit het ontwikkelingsperspectief van iedere leerling, om per niveau te kijken hoever je met de leerling kan komen. “Zodat je ze allemaal een stukje mee kan geven van onze samenleving en hoe ze daarin zich voort kunnen bewegen,” licht Mandy toe. “We zijn begonnen bij het eind te denken,” vult Esther aan “Je stelt een perspectief op voor een kind: waar wil je heen? Wat zijn dan terug redenerend de doelen die dat kind nodig heeft?” Hierin verschilt de mate van haalbare toekomstige participatie in die samenleving sterk tussen leerroute één en vier, maar alle leerlingen hebben een streefplanning en eindniveau waarvan de verwachting is dat ze daar naartoe gaan.
Om deze doelen concreet te maken stelt de school voor ieder thema een doel op voor alle leerlingen, met een eigen invulling per niveau. “Bij Religies en Culturen is het doel bijvoorbeeld om respect te hebben voor mensen die anders zijn,” vertelt Mandy. Ook de functionele kerndoelen spelen een rol bij het formuleren van doelen. “Ze geven richting. Toen de conceptkerndoelen er waren, hebben we al gekeken waar die zouden passen bij onze thema’s. Er is nu wel iets aangepast bij de functionele doelen, maar ook niet zodanig dat wij ook heel veel moeten aanpassen.”
In de praktijk betekent dit dat de invulling van burgerschapsdoelen sterk kan verschillen per leerroute. Leerlingen uit leerroute 1 leren bijvoorbeeld hoe ze zelfstandig hun weg in school kunnen vinden en altijd naar links en rechts kijken voor het oversteken. “Dat zijn voor hen grote doelen,” legt Esther uit. “Voor hen zijn dit belangrijke levensvaardigheden. Deze leerlingen zullen nooit helemaal zelfstandig zijn, maar ze hebben wel bepaalde vaardigheden nodig die hen gaan helpen.” Voor leerlingen in leerroute 4 ziet de samenleving er weer heel anders uit. Zij oefenen met reizen met het openbaar vervoer, bijvoorbeeld met VR-brillen van de NS of door samen met de bus op pad te gaan.
Op Beekdal VSO werken ze cyclisch met thematisch onderwijs: per twee jaar worden er acht verschillende thema’s behandeld. “We hebben acht thema’s, waarvan er twee elk jaar terugkomen: Slim Online en Religies en Culturen,” legt Mandy uit. Ze zijn dit jaar gestart met de thema’s, dus volgend jaar zijn een deel van de thema’s voor het eerst. De bedoeling is om uiteindelijk een database aan informatie te hebben voor alle thema’s, om minder te hoeven ontwikkelen.
Deze cyclische thematische aanpak zorgt ervoor dat burgerschapsonderwijs als een samenhangend geheel door de schooltijd heen wordt aangeboden. Je bouwt namelijk voort op de kennis die leerlingen twee jaar geleden op een thema hebben opgedaan. “Leerlingen zitten hier gemiddeld zes jaar, dus het thema komt terug, maar dan steeds op een ander niveau, passend bij hun ontwikkeling,” licht Esther toe. “Zo gaan bijvoorbeeld in fase één alle kinderen een keer naar een kerk en in fase twee alle kinderen naar een moskee. Zo zijn we dat nog aan het ontwikkelen, hoe we daar een soort doorlopende lijn in kunnen maken dat ze allemaal per fase iets nieuws aangeboden krijgen,” vult Mandy aan. “En deze doelgroep heeft heel veel baat bij herhaling, dus in die zin is het ook goed om die thema’s terug te laten komen,” aldus Diane.
Burgerschap is daarnaast ook in de school zelf zichtbaar. De grondwet van de Vreedzame school hangt in de gang en elke periode is het thema waar ze aan werken herkenbaar door een visual op de gang en materialen in de klas. Twee thema’s die zich daarvoor lenen, worden schoolbreed projectmatig opgepakt, vertelt Esther. “Religies en Culturen was eigenlijk heel goed te doen, want bij elk vak kon je wel iets bedenken. Met keramiek konden ze beeldjes namaken of gebedshuizen schilderen. En in de middenbouw zijn ze naar verschillende gebedshuizen geweest. Dan is het natuurlijk leuk om andere leerlingen mee te nemen naar jouw moskee.” Diane vult aan dat dit thema een leuke bijvangst had: “leerlingen werden trots op hun eigen afkomst en cultuur. Het was ook een soort erkenning voor de leerling.”
De school baseert hun burgerschapsleerlijn op andere leerlijnen uit Mens en Maatschappij, sociaal-emotioneel leren en de methode De Vreedzame School. Daarbij ontwikkelen ze een aanpak waarbij thema’s zich herhalen in een steeds uitdagendere context. “Eerst in de klas, dan in je praktijkvak, dan ga je naar een interne stage. Dezelfde doelen, maar de context wordt lastiger,” zegt Esther. Zo sluiten ze aan op de belevingswereld van dat moment. Mandy geeft hiervan een voorbeeld: “Als leerlingen zestien of zeventien zijn en bijna mogen stemmen, geef je verkiezingslessen op een andere manier dan bij twaalfjarigen, aan wie je het onderwerp nog vooral abstract uitlegt.”
Burgerschap en Vreedzaam worden los aangeboden, maar het staat de klassen vrij deze twee te koppelen. De thema’s zijn zo ingedeeld dat ze logisch te combineren zijn. Diane licht toe hoe het schoolthema Slim Online bijvoorbeeld tegelijk is met het Vreedzame School thema Wij lossen conflicten samen op. “Die passen mooi bij elkaar.” Op dit moment zijn Slim met Geld en Wij dragen een steentje bij aan de beurt. Die zijn moeilijker te koppelen, maar het kan wel in de vorm van een sponsorloop of een heitje voor een karweitje. Hoewel een thema als Slim met Geld niet per definitie onder burgerschap valt, is het voor deze doelgroep wel essentieel om zich in de maatschappij te kunnen redden.
In de klas van Mandy is het thema Slim met Geld nu duidelijk zichtbaar: de verschillende euromunten en -briefjes hangen aan de muur. Via een rollenspel met een kassalade en pinpas oefenden de leerlingen met herkenbare situaties: geld opnemen, een pincode invoeren, wisselgeld teruggeven en zelfs rood staan. Ook ging het over de vraag hoe je dan aan geld komt en wat voor beroepen er zijn. Zo sloot de les aan bij de missie om leerlingen levens- en werkvaardigheden te leren voor nu en voor later.
Volgens Mandy is de energie die er leeft op burgerschapsonderwijs te verklaren door de vrijheid die leerlingen en collega’s krijgen. “Die thema’s spreken aan. Je hebt het over hetzelfde, het komt vaker terug. En er is ruimte en geld om dingen te doen. Ervaringen opdoen is voor leerlingen zoveel meer van betekenis dan alleen maar een digibordlesje. Zo’n bezoek aan een moskee zegt ze veel meer dan een boekje voorlezen over wat een moskee is.” Ervaringen zijn dus waardevol, maar er zijn natuurlijk ook lessen waarin structuur nodig is. Daarom is gekozen voor een combinatie van materialen: voor fase één gebruiken ze materialen van Stras: Ff appen voor het thema Slim Online, Natuurvriend voor De Wereld en Ik en Schatbewaarder voor Slim met Geld. Voor fase drie gebruiken ze Kies Vooraf van Uitgeverij Deviant en in fase twee gebruiken ze een combinatie. De thema’s van Deviant sluiten bovendien bijna helemaal aan bij die van Beekdal VSO.
Naast de projecten en lessen krijgen leerlingen ook de kans om op school te oefenen. Op vrijdagmiddag krijgen leerlingen de mogelijkheid zelf te kiezen tussen verschillende workshops, die verzorgd worden door leraren of mensen van buitenaf, zoals een dansjuf of hondentrainster. En ander voorbeeld was tijdens de Tweede Kamer verkiezingen, waarbij leerlingen de kans kregen om op school te stemmen, met een echt stembureau, stembiljetten, in een hokje. “Toen mocht je ook echt op de partijen stemmen en hebben we ook een uitslag hier gehad. Dat was wel heel tof,” licht Mandy toe. Voor een deel van de leerlingen gaat het om leren dat er bij verkiezingen wordt gekozen, terwijl anderen een presentatie in de klas gaven om hun mening te onderbouwen. Zo zie je dat dit oefenmogelijkheden biedt voor alle leerlingen.
Ook hebben ze op Beekdal VSO een leerlingenraad, die elke periode samenkomt. Per klas is er een vertegenwoordiger, van leerroutes 2 tot en met 4. De leerlingen brengen zelf punten in, en krijgen gerichte opdrachten mee. Mandy geeft een aantal voorbeelden: “Wat zou je op het schoolplein willen?”, “Wat mis je op het schoolplein?” en “Wat vind je leuk als er op het schoolfeest gebeurt?”. De klassenvertegenwoordigers doen de voor- en nabespreking in de klas, zodat alle leerlingen bij de besluitvorming worden betrokken. Hier ondersteunen de leraren bij. Esther vertelt dat ze de afgelopen twee vergaderingen bezig zijn geweest met het maken van een plan om de €600 die over is van de vorige raad te besteden. “Ze hebben allemaal ideeën verzameld, die ze hebben teruggebracht naar een aantal ideeën. Nou, dan moeten ze onderzoek gaan doen naar de haalbaarheid. Dus dat is een heel project. En dat moeten ze ook weer bespreken in de klas, net zolang totdat we er dan uit zijn.”
Voor veel leerlingen is de leefwereld beperkt tot school en thuis, dus maakt de woonplaats minder uit. De school probeert ook echt een rol te spelen in de verzorging van activiteiten en sport in het weekend, vanuit een beschermde omgeving: Een discoavond, een filmavond, een musical”. Ouders geven aan dat een reguliere musical voorstelling te lang duurt of ze zijn bang dat de kinderen gekke geluiden gaan maken of wat dan ook, licht Esther toe. “En hier kan het gewoon, want dit is gewoon onder elkaar. En ouders kunnen ook ontspannen, want die denken van, nou, het maakt niet uit, al springt mijn kind nu op of begint hij te klapperen, het maakt niet uit.”
Hiernaast zijn er buiten school ook volop oefenkansen. Leerlingen lopen verschillende stages, eerst in een groepje met een docent, om hierna zelfstandig aan de slag te gaan. Ook gaan ze elk jaar vier dagen op kamp, vertelt Esther. “Dat is echt één grote leerschool voor ze. Dan zie je dat het hele andere vaardigheden van ze vraagt, maar ze vaak in korte tijd heel erg groeien. Dan komen alle vaardigheden aan bod.” Ook is er dan altijd een activiteit buiten het kamp, zoals een dierentuin of pretpark, waarbij de leerlingen in de maatschappij meedoen en ze zich ook mengen met andere kinderen die daar rondlopen. Zo oefenen ze hun levens- en werkvaardigheden nu, voor later.
Omdat er nog geen vaste leerlijn burgerschap bestaat, blijft het een zoektocht hoe je de voortgang goed volgt, legt Esther uit. Ze maken onderscheid tussen monitoren op leerling-, groeps- en schoolniveau. Op leerlingniveau gebeurt dit onder andere via een portfolio. “Hierin proberen we te laten zien waar we aan gewerkt hebben met de leerling, zodat zij zelf ook herinneringen daaraan hebben,” legt Mandy uit. Afhankelijk van de leerroute hebben leerlingen ook meer of minder inspraak in wat er in het portfolio komt. Dit is naast de andere manieren van inspraak in hun leerproces van leerlingen. “Vanuit het hoorrecht zitten alle leerlingen bij hun OPP-besprekingen, op alle niveaus,” vertelt Esther. “Dat vraagt nog wat uitzoekwerk over hoe je dat goed uitvraagt. We willen nog pictogrammen of een praatblad verzamelen. We vragen uit wat ze willen leren en of ze vinden dat ze voldoende geholpen worden.”
Het instrument Zien! voor sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gebruikt voor alle drie de niveaus van monitoring, door het te koppelen aan burgerschap. Voor sociaal emotionele ontwikkeling is er een duidelijke leerlijn die hiermee gemeten kan worden, alleen missen hierin de maatschappelijke competenties nog, geeft Diane toe. “Maar met Zien! kun je al wel heel veel dingen van burgerschap meten, zeker wat voor deze populatie belangrijk is.” Hierbij gaat het om het leren omgaan met anderen, samenwerken, communiceren en conflicten op een constructieve manier oplossen.
Het team definieert succes niet alleen in meetbare termen. “Als de leerlingen kleine stapjes maken om zich meer onderdeel van de samenleving te kunnen voelen,” zijn ze tevreden vertelt Mandy. “Een klein stukje meer begrijpen, in wat voor wereld we leven. Dat ze rekening houden met de ander of dat je met respect met elkaar omgaat.” Diane vult aan: “En dat elke leerling vooruitgang laat zien. Ik ben trouwens ook tevreden omdat het team het leuk vindt.”
Esther, Diane en Mandy hadden in hun achterhoofd waar ze uit wilden komen, maar hebben de rest van het team stapsgewijs meegenomen in het proces. Tijdens een recente audit werd bijvoorbeeld onderzocht hoe leerlingen en collega’s aankijken tegen de keuze van thematisch onderwijs voor burgerschap, “het is wel echt heel erg goed ontvangen”. Mandy vertelt verder dat er ook vragenlijsten zijn uitgezet voor het evalueren van hun burgerschapsonderwijs onder het team: “Wat vinden jullie van deze thema’s? Missen jullie thema’s? Zou je ze anders noemen?”. Zo zijn sommige namen van thema’s anders dan twee jaar geleden.
Welke tips hebben ze voor andere scholen die aan de slag willen met burgerschapsopdracht, maar niet goed weten waar te beginnen? “Mijn tip is om klein te beginnen en het geleidelijk uit te bouwen,” zegt Diane. “Ik zie veel scholen die lang aarzelen en denken dat alles eerst perfect op papier moet staan, wij hebben het meer gaandeweg gedaan.” Volgens Esther helpt het om globaal een eindpunt voor ogen te hebben, maar niet alles in detail vast te leggen.
“Maak het overzichtelijk door te werken met thema’s,” vult Mandy aan. Nog een tip is het meenemen van je team, anders wordt burgerschap iets om tegenop te kijken. Dan helpt het dus ook om klein te beginnen, zodat je iedereen meekrijgt. Zo hebben de voorzitters van alle werk- en expertgroepen meegedacht in welke thema’s aan bod komen en is bijvoorbeeld de CKV-groep betrokken bij de organisatie van activiteiten. Doe ook excursies en activiteiten, tipt Esther, want dan wordt het leuk. “Koop van subsidies goede materialen, die materialen hoef je dan niet vanuit je andere pot te betalen. En dan doe je vanuit die andere pot excursies.”
Diane ziet ook een belangrijke motivatie voor het team in de leerlingen zelf: “Als je met elkaar gaat nadenken over wat we onze leerlingen nu écht willen leren, wat ze nodig hebben, zeker in het speciaal onderwijs krijg je heel snel die energie.” “Daar gaan ze op aan,” beaamt Esther. En zorg voor minstens twee heel goede kartrekkers, die overal met een burgerschapsbril naar kijken, naast een enthousiaste schoolleider.
“En vooral: zie hoeveel je eigenlijk al doet voor burgerschap. Het is echt niet zo’n grote verandering als sommige mensen van tevoren denken,” stelt Mandy. Zeker in het speciaal onderwijs doen mensen al heel veel. Het gaat dus vooral om verbinden en zichtbaar maken, “die puzzel op zijn plek leggen en het dan in iets moois gieten. Want eigenlijk hebben we ook niet zoveel hoeven te veranderen.”