Van scholen wordt verwacht dat zij actief bijdragen aan burgerschapsvorming. Leraren spelen hierin een belangrijke rol, maar hun eigen opvattingen over burgerschap blijven in onderzoek vaak onderbelicht. Leraren beïnvloeden het burgerschapsonderwijs niet alleen via lesinhoud, maar ook via hun voorbeeldgedrag en onderliggende opvattingen. Dit onderzoek verkent hoe de burgerschapsopvattingen van leraren in het basisonderwijs samenhangen met hun burgerschapsonderwijs in de klas.
Leraren hebben uiteenlopende opvattingen over burgerschap, die mede bepalen hoe zij burgerschapsonderwijs vormgeven. Een veelgebruikte indeling onderscheidt drie soorten opvattingen: conservatieve, liberale en kritische. Conservatieve opvattingen gaan over het overdragen van normen en waarden en het behoud van de bestaande orde. Liberale opvattingen benadrukken persoonlijke autonomie en waardenontwikkeling via dialoog. Kritische opvattingen stimuleren maatschappelijke betrokkenheid en sociale rechtvaardigheid.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder leraren van groep 8 op Vlaamse basisscholen, waar burgerschap geen apart vak is maar verweven zit in verschillende leergebieden. In totaal zijn 65 leraren geïnterviewd, een diverse groep qua leeftijd, ervaring en schoolcontext. Uit de analyse van de interviews bleek dat leraren elementen uit alle drie de soorten opvattingen (conservatief, liberaal en kritisch) benoemen, maar dat conservatieve opvattingen duidelijk het vaakst en meest dominant aanwezig zijn. Deze voorkeur kan mede verklaard worden door maatschappelijke zorgen zoals individualisering en sociale spanningen, die zorgen voor een focus op sociale vaardigheden, conflictbeheersing en omgangsvormen.
Verder bleek dat leraren zich vaak onvoldoende voorbereid voelen op het geven van burgerschapsonderwijs, mede door een gebrek aan duidelijke richtlijnen en materialen. Hierdoor kiezen ze meestal voor algemeen geaccepteerde waarden en mijden ze controversiële onderwerpen. Conservatieve leraren nemen vaker een expertrol aan, terwijl leraren met liberale of kritische opvattingen meer ruimte geven aan leerlingen om hun eigen standpunten te ontwikkelen.
In de praktijk blijkt dat leraren vooral burgerschapsinhouden behandelen die aansluiten bij hun eigen opvattingen, waarbij sociale thema’s doorgaans meer aandacht krijgen dan politieke. Het ontbreken van geschikt lesmateriaal (vooral voor politiek-maatschappelijke thema’s) zorgt voor grote verschillen tussen scholen. Dit onderstreept het belang van ondersteuning bij het vormgeven van een breed en evenwichtig burgerschapscurriculum. De onderzoekers pleiten verder voor betere ondersteuning en training van leraren en meer aandacht voor kritische en controversiële burgerschapsdoelen. Zo kan burgerschapsonderwijs beter aansluiten bij de diverse en veranderende samenleving.
In Vlaanderen zijn nieuwe minimumdoelen opgesteld voor het basisonderwijs (wat wij in Nederland kennen als kerndoelen), met het idee dat een meerderheid van de leerlingen de doelen behaald, ingaande vanaf september 2027. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om persoonsvormende en socialiserende vaardigheden (attitudes) en begrip van de democratische rechtsstaat (kennis). In het Vlaamse voortgezet onderwijs zijn de minimumdoelen al eerder geïntroduceerd, sinds schooljaar 2023/2024. Hier lees je daar meer over: Het burgerschapscurriculum in Vlaanderen.
Lisa de Schaepmeester is postdoctoraal onderzoeker en operationeel coördinator bij het steunpunt Centrale Toetsen in Onderwijs. Johan van Braak is hoogleraar aan de Universiteit Gent. Koen Aesaert is adjunct-hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven.